Het Nederlandse bedrijfsleven financierde negen jaar lang een klimaatscepticus
De prominente Nederlandse klimaatscepticus Frits Böttcher ontving in de jaren negentig meer dan een miljoen gulden van Shell en andere (Nederlandse) multinationals. Het expliciete doel: vraagtekens zetten bij de menselijke verantwoordelijkheid voor de opwarming van de aarde. Dat blijkt uit het nagelaten archief van de chemieprofessor, die in 2008 overleed.
Platform Authentieke Journalistiek, 22 februari 2020
(oorspronkelijk op Follow The Money)
Een ‘historisch moment’ zal Frits Böttcher het later noemen. Het is 21 december 1989 en de gepensioneerde hoogleraar chemie is op bezoek in het kantoor van Shell in Amsterdam-Noord. Vandaag zal Shell-commissaris Jan Choufoer hem introduceren bij de grote baas: managing director Huub van Engelshoven.
Op het moment van de ontmoeting geniet Böttcher in Nederland groot aanzien. Niet alleen doceerde hij tientallen jaren aan de Universiteit Leiden, hij vervulde ook commissariaten bij Pakhoed, Hoogovens, Elsevier Scientific publishers en elf andere bedrijven. Hij was een zeer betrokken VVD-lid, was van 1966 tot 1974 president van de Raad van Advies voor het Wetenschapsbeleid en van 1973 tot 1976 lid van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid. Choufoer en Böttcher kennen elkaar nog uit de tijd dat de chemieprofessor als vaste adviseur optrad voor de researchafdeling van Shell.
Bij het grote publiek is Böttcher vooral bekend geworden als mede-oprichter en oud-voorzitter van de Nederlandse tak van de Club van Rome. Dit informele gezelschap, opgericht in 1968 door prominenten uit de politiek, de wetenschap en het bedrijfsleven, sloeg met het in 1971 uitgelekte rapport Grenzen aan de Groei internationaal alarm over ongebreidelde bevolkings- en economische groei en de eindigheid van fossiele brandstoffen.
Maar de zorgwekkende conclusies van de Club van Rome betekenen volgens Böttcher niet dat het hele systeem omgegooid moet worden. Integendeel: in het pleidooi van linkse milieubewegingen voor radicaal overheidsingrijpen kan de chemicus zich absoluut niet vinden. Zo verschijnen er in de herfst van 1989 twee opinie-artikelen van Böttcher in NRC Handelsblad. Daarin verzet de chemicus zich tegen de ‘verkettering’ van CO2 – een stof ‘waarop de gehele voedselketen op aarde berust’. ‘Onze planeet is geen broeikas’, luidt de kop boven het eerste artikel.
Het is een boodschap die tot Böttchers genoegen ook in de bestuurskamer van Shell wordt opgepikt. ‘Naar aanleiding van mijn artikelen,’ schrijft Böttcher in een van zijn talloze nagelaten brieven die in het Noord Hollands Archief liggen en waar Platform Authentieke Journalistiek inzage in kreeg, ‘liet ik mij door een aantal bevriende relaties – in de meerderheid uit Shell-kringen – overhalen om een projekt CO2/broeikaseffect ter hand te nemen’. En in een andere notitie, met daarin een terugblik op de eerste ontmoeting met Van Engelshoven: ‘Aan het eind van het gesprek verklaart Huub dat Shell een bedrag van 80.000 gulden voor mijn projekt beschikbaar wilde stellen.’
Aparte bankrekening
Van Engelshoven stelt één belangrijke voorwaarde aan de financiële steun voor het CO2 project: Böttcher moet minstens drie andere bedrijven overhalen mede-financierder te worden. Een kolfje naar de hand van Böttcher, die in zijn lange carrière meer dan een dozijn commissariaten betrok en dus goed geïntregeerd was in de bedrijfsnetwerken. Al snel overtuigt hij AkzoNobel, Hoogovens en de ANWB. ‘Dat had ik binnen een week geregeld’, schrijft hij later met enige trots. In 1990 volgen de N.V. Samenwerkende Elektriciteits-Productiebedrijven (SEP), Bovag, DSM, KLM en Pakhoed.
Ook maakt het archief melding van vijftien andere bedrijven en organisaties die het CO2-project ondersteunden, waaronder de NAM, Gasunie, Texaco, de Vereniging van Nederlandse Aardolieproducenten (VNA), Schiphol en de Duitse chemiereus Bayer. Zo schrijft Willem Lindenhovius, hoofd Public Affairs van de NAM, op 2 mei 1996 aan Böttcher: ‘Namens [NAM-directeur] Jan Oele bevestigen we hierbij met genoegen dat de NAM bereid is om een donatie te doen van f 12.500 dit jaar en een zelfde bedrag volgend jaar specifiek ten behoeve van de CO2 broeikasactiviteiten.’
Bij Hoogovens tonen zowel bestuursvoorzitter van 1988 tot 1993 Olivier van Royen als zijn opvolger Maarten van Veen zich enthousiast over de sponsoring aan Böttcher. In het archief van de chemicus liggen daarnaast brieven van DSM-directielid Ruud Selman en Gasunie-bestuursvoorzitter George Verberg — allemaal met de sponsoring als onderwerp. Met de N.V. Samenwerkende Elektriciteits-Productiebedrijven (SEP) verloopt Böttcher’s contact via directielid Maus van Loon en bestuursvoorzitter Niek Ketting, die naast zijn functie ook Eerste Kamerlid is namens de VVD. Ian Christmas, voorzitter van de International Iron and Steel Industry (IISI), zorgt er persoonlijk voor dat uit deze internationale branchevereniging ook sponsoring komt.
Geen bedrijf is volgens Böttcher echter zo belangrijk voor het CO2-project als Shell. Zo schrijft de chemieprofessor dat het oliebedrijf ‘als het ware de peetvader’ van het project kan worden beschouwd en ‘lijstaanvoerder’ is als het gaat over welk bedrijf de hoogste financiële bijdrage heeft geleverd. In een document uit 1995 vermeldt Böttcher wie zijn ’trouwe ‘aanhangers’ uit de ‘Shell-hoek’ zijn: ‘In alfabetische volgorde: Harry Beckers, Jan Choufoer, Peter van Duursen, Huub van Engelshoven, Hein Hooykaas, Henny de Ruiter, Karel Swart, Gerrit Wagner, Ernst Werner.’ In 1997 en 1998, de laatste twee jaren van het project, zullen namens Shell ook nog John Jennings, Peter Langcake en de latere ceo Jeroen van der Veer bij de sponsoring betrokken zijn.
Brief Böttcher aan Hoekzema (Bovag) (12 december 1996)
Brief Fuchs (DSM) aan Böttcher (11 mei 1998)
Gespreksverslag Böttcher en Van Engelshoven (27 juni 1994)