“Het hele verhaal”: in gesprek met Cathrine Gyldensted, grondlegger van constructieve journalistiek
“Maar er is ook iets dat ik heb geleerd.” Het was deze korte zin, uitgesproken door een dakloze vrouw tijdens een interview in de nasleep van de financiële crisis van 2008, die een keerpunt betekende voor journalist Cathrine Gyldensted. Haar onvrede over de journalistiek, die zich in de loop van haar carrière als verslaggever, onderzoeksjournalist en presentator langzaam had opgebouwd, bereikte een hoogtepunt. Het was tijd voor een nieuwe benadering.
Gyldensted wilde stoppen met enkel problemen aan te kaarten en als een waakhond naar de machthebbers te kijken. Samen met Karen McIntyre, assistent-professor aan de Universiteit van Oregon, ontwikkelde ze daarom het concept van constructieve journalistiek. Dit is een manier — of eigenlijk vele manieren — om het volledige verhaal te vertellen: niet alleen het slechte, maar ook het goede; het probleem en de reactie op het probleem
Meer dan een spiegel
Het interview met de dakloze vrouw, haar naam was Bonnie Jacks, staat Gyldensted nog altijd helder voor de geest. Ze herinnert zich nog goed hoe ze het gesprek eigenlijk al wilde afronden – ze had al de quotes voor haar item – toen Jacks haar opmerking maakte. Gyldensted vroeg wat Jacks dan had geleerd, waarop zij antwoordde dat ze sterker bleek te zijn dan ze zich ooit had kunnen voorstellen, dat haar zelfvertrouwen was gegroeid, en dat ze overal mensen had ontmoet die bereid waren om haar te helpen.
Achteraf besefte Gyldensted dat ze Jacks alleen maar als slachtoffer had gezien en dat dat bepaalde welke vragen ze stelde. Nu Jacks weigerde zich slachtoffer te voelen, moest ze andere vragen stellen.
Zo begon Gyldensted’s zoektocht, die uiteindelijk leidde tot het boek From Mirrors to Movers. Hierin beschrijft ze constructieve journalistiek als “het verkennen van mogelijkheden”. “Constructieve journalistiek bekijkt problemen van alle kanten en biedt ruimte aan oplossingen. Het negeert of bagatelliseert problemen niet, én ze richt zich op hoe deze problemen kunnen worden opgelost.”
Volgens Gyldensted hebben journalisten ten onrechte het idee dat ze spiegels zijn die de werkelijkheid slechts weerkaatsen. In werkelijkheid geven hun verhalen de samenleving juist mede vorm: door hun stijl, de manier waarop ze het onderwerp framen, en de keuze van bronnen. Deze verhalen vormen vaak de basis van de publieke opinie en zelfs de politieke besluitvorming. En als mensen in die verhalen alleen maar over problemen horen, wordt het bijna onmogelijk om oplossingen te zien.
Constructieve journalistiek hoeft volgens Gyldensted niet ten koste te gaan van de kritische controle op de macht. Het kan namelijk precies dat doen, maar dan op een iets andere manier. Je kunt volgens Gyldensted namelijk de macht op meer manieren controleren dan alleen als waakhond.
Gyldensted werkt al jaren dag in dag uit als trainer en pleitbezorger voor constructieve journalistiek, maar haar enthousiasme voor het onderwerp heeft er niet onder geleden. Ze komt over als een open, betrokken en kritische onderzoeker. En hoewel onze omgeving niet bepaald inspirerend was — Gyldensted zat tijdens ons videogesprek in een winkelcentrum in Kopenhagen — was ons gesprek dat zeker.
Wat voegt constructieve journalistiek toe aan de journalistieke gereedschapskist?
‘In onze gemeenschap van constructieve journalisten hebben we veel gesproken over deze vraag. Eén element waar we het allemaal over eens zijn, is het vinden van alternatieve manieren om de macht ter verantwoording te roepen. Bijvoorbeeld door aan de politiek te vragen: “Gaat u dit oplossen? Hier is iemand met dit voorstel, gaan jullie in die richting sturen? Waarom wel of niet?”
Een ander gedeeld aandachtspunt is om de wereld nauwkeuriger weer te geven. Dit opent de weg naar vele verschillende manieren en methoden om constructieve journalistiek toe te passen Ik weet dat dit een heel breed antwoord is, maar ik probeer eigenlijk precies te zijn. Als ik zou zeggen dat het alleen een oplossingsgerichte benadering is, een interviewstijl, of een depolarisatie-techniek, dan zou dat onvolledig zijn.
De Duitse onderzoeksjournalistieke non-profit Correctiv, bijvoorbeeld, is pionier op het gebied van participatieve onderzoeksmethoden, waarbij ze het publiek betrekken bij hun onderzoeken. Ze delen hun kennis met mensen en vragen hen om input, ook over oplossingen en mogelijke vervolgstappen betreffende het onderzochte probleem.
In Nederland hanteert De Correspondent een soortgelijke aanpak van co-creatie en communicatie met het publiek. Ze delen ook hun leerproces: de journalisten zijn transparant over wat ze weten en wat ze niet weten.’
Welke rol speelt oplossingsgerichte journalistiek — het rapporteren over oplossingen voor problemen — in dit alles?
‘Het Solutions Journalism Network, een van de belangrijkste proponenten van deze methode, heeft een zeer systematische aanpak. Deze strengheid was nodig omdat ze in het begin met veel scepsis te maken hadden. Het moest waterdicht zijn omdat ze anders niet serieus zouden worden genomen door hun collega’s
Nu, meer dan tien jaar later, is het minder controversieel en lijkt deze strengheid soms ontmoedigend te werken. Nieuwkomers denken dat ze eerst twintig stappen moeten volgen om als ‘oplossingsjournalistiek’ te kwalificeren.
Persoonlijk zie ik het daarom liever als een mindset. Ik geloof dat individuele journalisten net zo goed hun eigen constructieve elementen kunnen ontwikkelen, als mensen zoals ik die hier dagelijks mee bezig zijn.’
Zou dat ook je boodschap zijn aan iedereen die streeft naar een meer constructieve vorm van journalistiek?
‘Ja, ik zou journalisten willen aanmoedigen om hier creatief over na te denken. Wees niet bang om je eigen methoden of ideeën uit te proberen. Zolang we het doel delen van het beantwoorden van de vraag: hoe kunnen we de wereld nauwkeuriger weergeven? Wat missen we? Hoe kunnen we het patroon van eenzijdige communicatie doorbreken en meer gezamenlijk creëren? En hoe kunnen we de macht ter verantwoording roepen door andere methoden dan alleen negatieve controle? Als je jezelf deze vragen stelt, ben ik ervan overtuigd dat er van alles mogelijk is.’
In je boek beschrijf je hoe journalisten de wereld niet alleen weerspiegelen, maar ook actief vormgeven met hun verhalen. Hoe denkt u dat journalisten om moeten gaan met de spanning tussen de verwachting dat ze neutraal en objectief zijn en de onmogelijkheid hiervan?
‘In From Mirrors to Movers stel ik dat alles wat wij als journalisten de wereld in sturen haar op de een of andere manier zal beïnvloeden. Het zal iets in beweging zetten. We moeten ons bewust zijn van deze verantwoordelijkheid: als we dingen in beweging zetten, in welke richting doen we dat dan?
Ik heb hier veel kritiek op gekregen, misschien omdat het journalisten een veel grotere verantwoordelijkheid geeft dan we bereid zijn te dragen. Toch denk ik dat het veel authentieker en betrouwbaarder is om met je publiek te delen wat je positie is. Dat is veel transparanter dan wanneer we neutraliteit claimen, maar niet echt neutraal zijn.’
Dus transparantie is het antwoord?
‘Ja, dat denk ik persoonlijk wel. En ik denk ook dat het een aanpak is die depolariseert. Je bereikt een groter publiek door niet te verbergen wie je bent en te laten zien dat je je bewust bent van je eigen vooroordelen. Mensen waarderen transparantie en eerlijkheid.’
We beëindigden het gesprek door onze kennis te delen over waar informatie te vinden is over lobbyactiviteiten in Nederland en Denemarken. Beide landen zijn niet erg transparant op dit gebied, dus een onderzoek naar dit onderwerp zou zeer de moeite waard zijn
Oude gewoontes slijten blijkbaar moeilijk.